Een blog over Caspar van Wittel beginnen is leuk bedacht, maar dan moet ik natuurlijk ook wel bij het begin beginnen. Dus om goed uit de startblokken te komen, eerst maar eens een korte biografie van de schilder.
Caspar Adriaensz. van Wittel werd (hoogstwaarschijnlijk) in 1653 geboren in Amersfoort. Zijn eerste leermeester was Thomas Jansz. van Veenendaell (1628-1673/1683) bij wie de jonge Caspar een jaar of vier in de leer is geweest. Zijn tweede leertijd was onder de meer bekende Amersfoortse schilder Matthias Withoos (1627-1703). Toen Withoos en zijn gezin in 1672 naar Hoorn vluchtten omdat de Franse troepen Amersfoort dreigden in te nemen, ging Caspar met hen mee.
In 1674, rond zijn twintigste levensjaar, vertrok de jonge Van Wittel naar Rome. Van Wittel vertrok uit Amersfoort met een andere leerling van Withoos, Jacob van Staverden (1656-1716). Wanneer ze precies vertrokken zijn is niet zeker, maar begin 1675 bevond de twee zich in Rome en waren inmiddels lid van de kunstenaarsbroederschap De Bentvueghels.
Tijdens de eerste periode van zijn verblijf in Rome werkte Van Wittel een aantal jaren voor de Genuese kunsthandelaar Pellegrino Peri (1624-1699) die zijn winkel had gevestigd vlakbij de Piazza Pasquino. Van Wittel kopieerde hier veel werken van meester-schilders om hun techniek en kleurgebruik te leren kennen en hiermee verbeterde hij ook zijn eigen kwast- en kleurgebruik.
Al vroeg had Van Wittel de aandacht getrokken van Markies Sacchetti en zijn broer, de ambassadeur van Malta, en in 1682 wist de markies Van Wittel over te halen om in zijn palazzo aan de Via Giulia te komen wonen en werken. De schilder bleef hier zes jaar, tot 1688 en bij zijn vertrek uit Palazzo Sacchetti was Van Wittel een man van aanzien geworden en een bekend schilder. Zijn status werd onderstreept door het feit dat hij in 1686 lid werd van de Congregazione dei Virtuosi al Pantheon.
Hierna woonde Van Wittel van 1689 tot 1694 met Jacob van Staverden in een huis in de Vicolo della Purificazione. Volgens een van zijn biografen werd Van Wittel hier opgezocht door verschillende opdrachtgevers, waaronder ook buitenlandse bezoekers (o.a. kardinalen die een bezoek aan Rome brachten). Onder zijn Romeinse bezoekers waren Don Lorenzo Onofrio Colonna (1637-1689) & zijn zoon Filippo II Colonna (1663-1714) en Don Livio I Odescalchi (1658-1713), een neef van paus Innocentius XI (paus van 1676 tot 1689).
Van Wittel ondernam twee maal een reis naar Noord-Italië, in 1690 en 1694. De tweede rondreis heeft waarschijnlijk een paar jaar geduurd, Jacob van Staverden had tegen die tijd zijn carrière als schilder opgegeven en was gaan werken voor Innocentius XII in de pauselijke lijfgarde dus het was een goed moment voor Van Wittel om het huis dat zij (tot dan toe) samen bewoonden op te geven en op reis te gaan. In 1697 was Van Wittel weer terug in Rome, want in dat jaar trouwde hij op 18 februari met Anna Lorenzani (1669-1736), de dochter van Giovanni Andrea Lorenzani, een Romeins letterkundige en verzamelaar van kunst, manuscripten en boeken.
In 1699 verliet het echtpaar Rome om zich in Napels te vestigen. Van Wittel was door Don Luis de la Cerda de Cordoba (1660-1711), de hertog van Medinaceli en de Spaanse onderkoning van Napels, uitgenodigd om naar het koninkrijk te komen. De hertog gaf Van Wittel de opdracht zijn privé-appartementen in het paleis te decoreren. In Napels werd op 12 mei 1700 zoon Luigi Vanvitelli geboren, de latere architect. Bij zijn doop fungeerde de hertog als peetvader, Luigi is (hoogstwaarschijnlijk) naar hem vernoemd.
Na een politieke omwenteling in Napels keerde Caspar van Wittel in 1702 weer terug naar Rome. Bij terugkomst werkte Van Wittel wederom voor prins Colonna en andere Romeinse opdrachtgevers, maar ook voor Fransen, Engelsen en andere oltramontani. Van Wittel ‘hervond’ zijn oude Romeinse klantenkring en een van de meer bekende Romeinse afnemers van Van Wittel in die periode was kardinaal Pietro Ottoboni (1667-1740), achterneef van paus Alexander VIII. Ook in zijn privé-leven breidt Van Wittel uit, in 1702 wordt zoon Urbano geboren en in 1710 dochter Petronilla. (In totaal kreeg het echtpaar zes kinderen maar er overleden er helaas drie kort na de geboorte.)
Als hoge erkenning voor zijn bijzondere diensten, werd Van Wittel in 1709 officieel het Romeins burgerschap toegekend en twee jaar later, op 25 maart 1711, werd Van Wittel voorgesteld en geaccepteerd als lid van de prestigieuze Accademia di San Luca.
Van Wittel maakte in de jaren 1713 tot en met 1719 nog een aantal reizen door Italië. In dat laatste jaar verbleef hij tijdelijk met zijn zoon Luigi in Urbino op uitnodiging van kardinaal-camerlengo Annibale Albani (1682-1751), een neef van paus Clemens XI. Zoals je uit de levensloop van Van Wittel wel kunt opmaken, had het zijn van de neef van de paus zo zijn voordelen in die tijd.
Over de laatste jaren van Van Wittel als kunstenaar kan weinig worden gezegd. Van de jaren 1724 tot en met 1736 zijn er slechts een paar gedateerde werken bekend. Zijn laatste gedateerde schilderij stamt uit 1732 uit de Colonna-collectie. Van Wittel en zijn vrouw verhuisden in 1735 naar de Campo de Fiori maar lang konden ze niet van dit nieuwe huis genieten. Caspar van Wittel stierf op 13 september 1736, enkele maanden later gevolgd door zijn vrouw. In eerste instantie werd van Wittel begraven in de San Lorenzo in Damaso maar na de dood van zijn vrouw Anna werden hun gezamenlijke resten op 11 april 1737 herbegraven in de Santa Maria in Vallicella.