In de tentoonstelling zijn twee werken te zien van Jan Frans van Bloemen (hierboven zoals ze in de catalogus staan vermeld). Jan Frans van Bloemen was goed bevriend met Van Wittel. Tenminste, daar kunnen we wel van uit gaan aangezien Van Wittel op 21 januari 1694 aanwezig was bij de doop van de dochter van Jan Frans van Bloemen. En niet alleen aanwezig maar hij was zelfs peetvader van Van Bloemen eerstgeborene.
Jan Frans van Bloemen (1662-1749) was een klassiek landschapsschilder in de trant van Claude Lorrain en Gaspard Dughet. Hij werd geboren in Antwerpen en beleefde zijn eerste leerjaren met zijn oudere broer Pieter van Bloemen (1657-1720). Hierna volgden een aantal leerjaren in de school van de Antwerpse schilder Antonio Gobau. Rond 1682 vertrok Jan Frans naar Parijs waar hij slechts twee jaar bleef. In 1684 reisde hij naar Lyon om zich bij zijn broer Pieter te voegen. Waarschijnlijk waren beide broers daar in de leer bij Adriaan van der Kabel. Lang zal dit niet meer geduurd hebben want de beide broers vertrokken rond 1685 samen naar Italië. Via Turijn, waar ze vier maanden bleven, kwamen ze terecht in Rome.
In Rome sloten de broers zich aan bij de Bentvueghels waar Jan Frans de naam “Orizzonte” kreeg, een verwijzing naar zijn landschapsschilderijen met een horizon in de verte. Zijn oudere broer Pieter was gebentnaamd “Stendardo”, refererend aan zijn specialisme als schilder van gevechtsscènes waarin hij graag banieren afbeeldde. De broers waren aan elkaar gehecht en toen Pieter in 1692 Rome verliet was Jan Frans schijnbaar wel een jaar van slag. Uiteindelijk heeft hij er kennelijk toch voor gekozen om zelf in Rome te blijven want in 1693 trouwde hij met Mattea (of Matthia) Rosa Barosini, afkomstig uit het nabij gelegen Zagarolo. Waarschijnlijk heeft dat huwelijk ergens aan het begin van het jaar 1693 plaatsgevonden aangezien het eerste kind van het koppel werd gedoopt in januari 1694. Overigens was Van Bloemen zo’n 10 jaar ouder dan zijn echtgenote.
Afgezien van het feit dat hij een vrouw vond, kan Van Bloemen ook verkozen hebben in Rome te blijven omdat zijn schilderijen steeds meer afname vonden. En daarnaast ook zeker niet van de minste kopers. Hij begon aan een ware sociale opmars, getuige ook zijn omgang met markies Niccolò Maria Pallavicini (een bekende kunstmecenas in Rome). Van Bloemen stond op vriendschappelijke voet met de markies, die ook peetvader werd van twee kinderen van Van Bloemen. Daarnaast werd Van Bloemen, net als Van Wittel, gekozen als lid van de Congregazione dei Virtuosi al Pantheon. Dat gebeurde in 1714 en Van Bloemen moest nog langer wachten tot hij (wederom net als Van Wittel) erkenning kreeg van de Academie van Sint Lucas. Landschapsschilderkunst werd in academische kringen nog gezien als inferieur dus was er meer nodig om toegelaten te worden. Zo werd Van Wittel geacht binnen de academie op te treden als perspectiefdocent. Van Bloemen werk werd echter steeds populairder en tegen 1720 werd hij zelfs beschouwd als de belangrijkste landschapsschilder in Italië. Zijn werk werd gekocht door zowel de lokale aristocratie als buitenlandse bezoekers op hun Grand Tour.
Ondanks dat de beide schilders goed bevriend waren, zullen Van Wittel en Van Bloemen er niet al te vaak samen op uit zijn getrokken. Van Wittel beeldde vooral de stad af terwijl Van Bloemen hier niet erg van was gecharmeerd. In het werk van de laatste is Rome slechts zelden te zien en dan altijd op afstand, zijn bijnaam “Horizon” eer aandoend. Toch is het erg leuk te zien dat zijn werk ook in de tentoonstelling te zien is, al is het al omdat beide heren zo hard hebben moeten werken om waardering te krijgen in het door kunstenaars zo dichtbevolkte Rome.