Een van de belangrijke Romeinse opdrachtgevers van Van Wittel was Don Livio I Odescalchi (geboren 10 maart 1658 in Como, gestorven 8 september 1713 in Rome). Odescalchi was de zoon van Carlo Odescalchi (1607-1673) en Beatrice Cusani. Na het overlijden van zijn vader in 1670, kwam Livio onder de voogdij van zijn oom, kardinaal Benedetto Odescalchi. In december 1674 verliet hij Lombardije voor Rome, waar hij zijn opleiding voltooide onder strenge controle van de kardinaal. Deze werd in 1676 tot paus verkozen en nam de naam Innocentius XI aan. Omdat de paus een einde wilde maken aan het nepotisme dat in die tijd hoogtij vierde, maakte hij zijn neef bij zijn verkiezing tot paus geen kardinaal. In plaats daarvan echter schonk hij Livio zijn eigen persoonlijk fortuin (van ongeveer veertigduizend kronen!) en hielp hem in 1678 het hertogdom van Ceri te verwerven.
Ondanks de formele anti-nepotistische houding van zijn oom was hiermee de positie van Livio Odescalchi zodanig gevestigd dat hij zich kon wijden aan het herpositioneren van de familie. Hij zorgde ervoor dat zijn zus Giovanna in 1677 trouwde met Carlo Borromeo Arese, die deel uitmaakte van de hoogste Lombardische aristocratie. Na de overwinning in 1683 van de Heilige Liga tegen de Turken die Wenen hadden belegerd (een expeditie die Livio Odescalchi had helpen financieren), werd paus Innocentius XI (en daarmee de gehele familie Odescalchi) gezien als de nieuwe kampioen van het katholicisme.
Tijdens het pontificaat van zijn oom had Livio Odescalchi dus geen institutionele macht maar hij had een enorme invloed. Dit blijkt uit het feit dat hij na de dood van de paus in 1689 door het college van kardinalen benoemd werd tot generaal van de kerk (23 augustus 1689) en Leopold I hem prins van het Heilige Roomse Rijk maakte (29 augustus 1689) als beloning voor zijn loyaliteit aan de Habsburgse politiek. Leopold I schonk hem bovendien in 1697 het hertogdom van Sirmio en Sava, waardoor Odescalchi zichzelf en zijn erfgenamen “Altezza Serenissima, principe dell’Impero” mocht noemen (“Serene Hoogheid, Prins van het Keizerrijk”). Na de dood van Flavio Orsini (1620-1696) kocht Odescalchi de titel Hertog van Bracciano uit de Bracciano-tak van de Orsini-familie, samen met het beroemde kasteel (dat nog steeds in handen is van de familie).
De meest ambitieuze onderneming van Odescalchi was het zichzelf nomineren voor de verkiezing van de Poolse troonsopvolging in 1697, als opvolger van Johannes III Sobieski. Hij werd niet verkozen, maar hij bleef hechte banden houden met Polen want van 1699 tot 1702 verwelkomde hij in zijn paleis In Rome koningin Maria Casimira Sobieski, weduwe van Johannes III. In ditzelfde paleis aan de Piazza Ss. Apostoli (waarover in een later blog meer) stierf Odescalchi in 1713. Hij stierf zonder een directe erfgenaam, zijn titels en fortuin werden geërfd door zijn familielid Baldassare Erba-Odescalchi (1683-1746), de kleinzoon van Alessandro Erba en Lucrezia Odescalchi, de zus van Innocent XI en Carlo Odescalchi.
Terug naar de kunst en Van Wittel, van wie Odescalchi zoals gezegd een belangrijk opdrachtgever was. Odescalchi was een groot bewonderaar en verzamelaar van vedute en bezat bij zijn overlijden in 1713 meerdere vedute van Van Wittel. Hoeveel exact is niet helemaal duidelijk: volgens de ene bron bezat Livio Odeschalchi bij zijn overlijden 19 originele vedute plus 37 kopieën, een andere bron spreekt over 13 originele vedute en 34 kopieën die hij zou hebben nagelaten aan zijn achterneef. Een invenatrislijst uit 1713 maakt dan weer melding van 47 schilderijen van Van Wittel. In ieder geval zijn er in de administratie van Odescalchi betalingen terug te vinden voor tenminste tien vedute, gespecificeerd op onderwerp.
Odescalchi was geen typische Romeinse verzamelaar of vooraanstaand beschermheer van de kunsten, maar hij was wel een bereisd man met een open blik op Europa. Hij was geïnteresseerd in alchemie en astronomie, had zoals gezegd meegevochten tegen de Turkse legers om Wenen te bevrijden en onderhield relaties met allerlei hooggeplaatste Europese mensen als Maria Casimira, weduwe van de koning van Polen, en Christina van Zweden. In 1691 kocht hij een deel van de collectie van Christina van Zweden aan, waaronder een beroemde collectie munten en edelstenen. Uiteindelijk had Odescalchi bij zijn overlijden in 1713 een gigantische verzameling bij elkaar vergaard van meer dan 1.600 schilderijen, meer dan 10.000 tekeningen en daarnaast een grote collectie tapijten, antieke standbeelden, zuilen, munten en medailles, gravures en edelstenen. De inventaris van zijn nalatenschap, opgemaakt tussen 1 december 1713 en 6 april 1714 bestond uit maar liefst 800 pagina’s!
Een deel van de vedute ut de Odescalchi-collectie hangt nu in Palazzo Barberini, waar net een nieuw deel museumzalen is geopend waaronder een zaal met Van Wittels. Daar kom ik in een later blog nog wel op terug 🙂
Overigens is het portret van Livio Odescalchi boven dit stuk uit 1676 en van de hand van Jacob Ferdinand Voet (hangt tegenwoordig in het Walters Art Museum in Baltimore).