Met al die artikelen over villa’s die ik nu aan het lezen ben, kom je echt van alles tegen. Gisteren las ik een stuk over de tuinen van Palazzo Corsini alla Lungara. Hier ben ik al meerdere malen geweest, voor het museum (nu onderdeel van de Gallerie Nazionali Barberini Corsini) maar ook voor de bibliotheek van de Accademia Nazionale dei Lincei e Corsiniana in welke collectie het manuscript van Cornelis Meijer te vinden is met op het titelblad de verwijzing van Van Wittel. (Voor meer info hierover, zie ook mijn eerdere blogs over het museum, de bibliotheek en Cornelis Meijer. Deze zijn allemaal zo’n beetje uit de zomer van 2018 maar zijn te veel linkjes om hier te plaatsen.)
De familie Corsini was een bijzonder rijke familie, afkomstig uit Florence. Eind 17e eeuw bezaten zij in Rome een redelijk bescheiden palazzo op de Piazza Fiammetta maar ze wilden natuurlijk graag hun status wat ophogen dus werd er uitgekeken naar betere mogelijkheden. Kardinaal Lorenzo Corsini huurde vanaf 1714 het Palazzo Pamphilj op Piazza Navona (ja inderdaad, het paleis links op Van Wittels schilderij van Piazza Navona met het familiewapen boven de ingang). Op 12 juli 1730 werd de kardinaal verkozen tot paus en hij nam de naam Clemens XII aan. Hij benoemde, zoals dat in die tijd natuurlijk ging, vervolgens direct zijn neef Neri Maria Corsini tot kardinaal. Deze bleef tot en met 1734 in Palazzo Pamphilj wonen maar dit werd een onhoudbare situatie omdat de nieuwe kardinaal Corsini inmiddels een enorme boekenverzameling had aangelegd en simpelweg het gewicht van zijn enorme collectie ervoor zorgde dat hij moest uitkijken naar andere huisvesting. Het oude familiepaleis kon niet worden uitgebreid dus ze moesten op zoek naar een ander onderkomen. De zoektocht stond onder leiding van monsignore Giovanni Gaetano Bottari, sinds 1717 in dienst van de Corsini’s. Deze zeer erudiete man had o.a. de zorg voor de boekencollectie (dat zou ons normaliter natuurlijk al voor hem hebben ingenomen, ware het niet dat hij in latere jaren een fel tegenstander zou worden van onze vriend Luigi Vanvitelli).

De intentie van de paus en zijn neef was natuurlijk om een residentie te vinden die ze konden uitbouwen tot het soort dat de koningshuizen van Europa hadden laten bouwen, een soort van klein Versailles zeg maar. Dat vonden ze in Palazzo Riario di via della Lungara, gebouwd aan het begin van de 15e eeuw door kardinaal Raffaele Riario Sansoni (ook wel bekend als het paleis waar Cristina van Zweden tot haar dood woonde). Bij het paleis hoorde een tuin, een bosco en een huis op de Gianicolo-heuvel. Toentertijd lag het paleis net buiten de stad maar was makkelijk bereikbaar. Daarnaast was het dus voorzien van een uitgebreid grondgebied en dit grensde aan de andere kant van de heuvel ook nog eens bijna aan een huis dat de Corsini’s al sinds de tweede helft van de 17e eeuw in bezit hadden, het Casino dei Quattro Venti bij de Porta San Pancrazio. Zoals je begrijpt zagen de Corsini’s dat wel zitten, al kwam daar wel wat geld aan te pas natuurlijk. Het paleis met alles erop en eraan werd door kardinaal Neri Corsini en prins Bartolomeo Corsini (een andere neef van de paus) in juli 1736 aangekocht voor de lieve som van 70.000 scudi.

De architect Ferdinando Fuga (ook uit Toscane afkomstig en zeker ook geen vriend van Luigi) werd aangetrokken om de verbouwingen van het paleis op zich te nemen. De bedoeling was om dit op te splitsen in twee residentiele onderdelen: een voor de kardinaal en een voor de prins. Verder werd natuurlijk de tuin flink onder handen genomen, zodat het interne paleis verder naar buiten kon worden doorgetrokken. Er werd een cour d’honneur aangelegd (à la Versailles), gevolgd door twee rechthoekige giardini segreti met daarin parterres de broderie, fonteinen en doolhoven (het zegt wel wat dat ook wij veel Franse termen hebben voor onderdelen van formele tuinen 😉 ) Vervolgens was er een soort van groene zuilengalerij waar net als in de oudheid academici bijeen konden komen. Kortom en dus, een enorm imposant tuingebeuren. Uiteindelijk werd het niet helemaal waar de Corsini’s op gehoopt hadden, deels door de ligging van het terrein en de meer Italiaanse stijl van de architect maar ook deels door de niet onuitputtelijke zakken van de heren die meerdere projecten tegelijkertijd lieten uitvoeren.

En na deze lange introductie komt dan nu pas het onderdeel waarover ik wilde vertellen. Wat ik namelijk las in het artikel is dat in de 18e eeuw naast de inmiddels overal toegepaste volières, stallen, openluchttheatertjes, etc. een nieuw element werd toegevoegd in tuinen: een ruimte om koffie te drinken. Deze werden caffeaus genoemd, naar de Duitse term Kaffeehaus of het Engelse coffee-house. In de tuin stond dan een klein paviljoentje “voor rust en verfrissing”.
De opvolger van Clemens XII, paus Benedetto XIV gaf Fuga (nadat hij een soort van klaar was met de verbouwingen van Palazzo Corsini en de tuinen daar) de opdracht een dergelijk paviljoen te bouwen in de tuinen van het Quirinaal. Het gebouwtje bestond uit meerdere kamers want naast de Engelse kamer, wilde de paus ook graag in een andere ruimte “zelfs in de winter genieten van de voorziening van groenten”. De inrichting was in rococostijl in groene en blauwe tinten met gestucte decoratie in wit en goud waar de porselein-collectie van de paus was uitgestald. Er waren muurschilderingen van o.a. Pompeo Batoni en in een van de ruimtes hingen vedute van Giovanni Paolo Panini. De buitenkant was in Franse stijl, meer klassiek, een beetje zoals de Villa Farnesina in het klein. In 1743 was de constructie klaar en op 3 november 1744 ontving paus Benedetto XIV een belangrijke bezoeker, Karel (III) van Bourbon (zie afbeelding hieronder).

En dat is waarom mijn oog hierop viel want deze Karel zou na een aantal bezoeken aan Rome twee van haar belangrijkste architecten meenemen naar zijn nieuwe koninkrijk Napels, Ferdinando Fuga en… Luigi Vanvitelli natuurlijk!
Eén gedachte over “Corsini’s en “caffeaus””