Het archief in – dl 3

Voor de derde keer alweer toog ik vanochtend vroeg naar het Archivio Storico del Vicariato di Roma. Met op mijn verlanglijstje de “Stati d’anime” van twee parochies: Sant’Andrea delle Fratte en San Giovanni dei Fiorentini. De eerste is de parochie waar Caspar van 1702 t/m 1707 heeft gewoond, in de Strada Felice (wat nu de Via Sistina is). Dat is het adres waar Caspar met Anna en zoons Luigi en Urbano ging wonen nadat Caspar voorgoed was teruggekeerd uit Napels.  De tweede is de parochie waar hij vanaf 1708 woonde, in de Via dei Cimatori, vlakbij de kerk de San Giovanni dei Fiorentini (de kerk van de Florentijnen) waar o.a. Carlo Maderno en Francesco Borromini begraven liggen.

Eerder vertelde ik al over het archiefwerk van de kunsthistoricus G.J. Hoogewerff vanuit wiens publicatie we al wisten waar Caspar in de jaren 1688 t/m 1694 woonde. Ergens na 1694 ging hij op reis door Italië, maar Caspar was in ieder geval weer terug in Rome in februari 1697 toen hij met Anna Lorenzani trouwde. Daar heb ik nu ook het bewijs van in het archief gezien (zie onder “Het archief in – dl 2”). Rond 1699 werd hij door de hertog van Medinaceli, Don Luis de la Cerda, gevraagd om naar Napels te komen en in Napels werd in 1700 Luigi geboren. In verband met de onrustige politieke situatie bracht Caspar vrouw en kind terug naar Rome waar zij tijdelijk onderdak vonden bij Anna’s vader. Caspar zelf bleef heen en weer reizen tussen de twee steden totdat de hertog werd teruggeroepen naar Spanje en Caspar definitief terugkeerde naar Rome.

Goed, de “Stati d’anime” van Sant’Andrea delle Fratte was nog te doen want er was één boek met de jaren 1703, 1704 en 1705. Bovendien had ik ergens in de literatuur al een keer een verwijzing hier naar toe gezien dus ik wist welke folio’s (zeg maar pagina’s) ik moest hebben.

Dat was een.

En toen kwam twee.

De “Stati dell’anime” (ja, ze schrijven het zelf ook steeds anders) van de San Giovanni dei Fiorentini zijn per jaar genoteerd en zitten dus per jaar in een boekje. Dus, jawel, ik heb vanochtend maar liefst 23 (!) want die parochieboekjes doorgewerkt, van de jaren 1711 t/m 1733, om Caspar en zijn familie terug te vinden. De eerste was heel lang zoeken, alles doorlezen totdat je zijn naam vindt, maar vervolgens had ik door hoe ze in de meeste jaren de lijsten hadden opgesteld. Zo kwam ik er achter dat als ik van achter naar voor werkte en vervolgens naar de Vicolo dele Palle zocht, ik valk daarvoor ergens de familie van Caspar moest tegenkomen. Want hij woonde in een huis in de Via dei Cimatori, vlakbij de hoek met de Vicolo dele Palle. Dus na zijn huis kwam het hoekhuis en dan de huizen in de Vicolo.

Dat klinkt nu makkelijker dan het werkelijk is, veel van die handschriften zijn echt vreselijk, met allerhande hanenpoten, afkortingen en verkeerde spelwijzen van namen, etc. En dat 4 1/2 uur achter elkaar, in een klein archief, zonder airco, zonder drinken. Ik was echt helemaal op toen het archief om 13.00 sloot, maar ik heb alles wat ik kon gedaan en maar liefst negen kantjes papier helemaal volgeschreven met aantekeningen! Wat me direct een volgend probleem opleverde. Iets wat ik niet had voorzien. Iets wat mijn onderzoek per direct een halt toeroept. Iets waarvan ik wist dat het eens stond te gebeuren maar nog niet op was voorbereid.

Mijn schrift is vol!!!

Mijn aantekeningenschrift waar alles, alles in staat, wat altijd overal mee naar toe gaat, waar ik alles in terug zoek als ik het kwijt ben, alle data, namen, stambomen, etc. en het is gewoon helemaal volgeschreven…

Nouja, tijd voor een nieuwe zullen we maar zeggen 🙂

De tijd in het archief heeft me in ieder geval wel opgeleverd wat ik er hoopte te vinden, namelijk meer info over de leeftijd van Caspar. Er is nog steeds geen zekerheid over zijn geboortejaar en de grote Van Wittel-expert Giuliano Briganti heeft ooit gezegd dat we uiteindelijk het best kunnen afgaan op zijn grafsteen waarop staat dat hij gestorven is op 83-jarige leeftijd. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat een ijverige kunsthistorica uit Nederland hier niet haar eigen theorie over kan hebben… 😉

bij blog 12-07

BNCR

Gistermiddag had ik een afspraak met Dott.ssa Paola Puglisi van de Biblioteca Nazionale Centrale di Roma. In de collectie van de Sala Romana van deze bibliotheek zijn 52 tekeningen van Caspar van Wittel te vinden, verdeeld over vier groepen: “Vedute di Roma” (19 tekeningen), “Vedute dei dintorni di Roma” (14 tekeningen), “Vedute di altre città d’Italia” (9 tekeningen) en “Vedute diverse” (11 tekeningen).

Vorig jaar heb ik alle tekeningen mogen zien en een aantal van zeer dichtbij mogen bestuderen, wat mij veel interessante informatie opleverde. Naast de collectie tekeningen bezit de BNCR ook een van de drie versies van het eerste manuscript van Cornelis Meyer (zie eerder), welke ik vorig jaar ook uitgebreid mocht inzien. Dit keer was ik er ‘alleen’ om Paola Puglisi bij te praten over mijn onderzoek en mijn contact met haar te onderhouden. Ze is heel aardig en behulpzaam en spreekt bovendien goed Engels dus het is altijd fijn om haar weer te zien en spreken.

Paola organiseerde samen met Margherita Breccia Fratadocchi in 2013 de tentoonstelling in de BNCR over de tekeningen van Van Wittel. Helaas te vroeg voor mijn onderzoek, maar de catalogus is een fijne bron van informatie (en inspiratie).

Om jullie een idee te geven van beide dames, bijgaand twee linkjes naar korte video’s over de tentoonstelling en de tekeningen. In het Italiaans maar misschien toch leuk om te zien. (Voor mensen die mijn onderzoeksperikelen op Facebook hebben gevolgd zijn ze al bekend, maar ik vond het leuk ze ook op dit blog nogmaals te delen.)

http://www.unabibliotecaunlibro.it/video?ID=2&PID=1

http://www.unabibliotecaunlibro.it/video?ID=3&PID=1

 

Meta Sudans

Gisteravond kwam ik bij mijn leeswerk in de KNIR-bibliotheek een afbeelding tegen van de Meta Sudans door Giacomo Lauro (@Gloria: uiteraard kwam ik deze tegen in “Baroque Antiquity”!).

meta sudans lauro

Vorig jaar op FaceBook schreef ik hier al over:

“Caspar heeft meermaals het Colosseum geschilderd en van verschillende kanten. Er zijn schilderijen met “l’Arco di Costantino” (de Boog van Constantijn), maar ook gezien vanaf of met “la Meta Sudante”. Wat dat nu precies betekende begreep ik niet, in het Nederlands vertaald: de zwetende helft of de zwetende kern?? Gelukkig had mijn achterbuurman in de bibliotheek met zijn archeologische achtergrond het antwoord!
 De Meta Sudans was een monumentale fontein in het oude Rome, gebouwd rond 80 tijdens de regering van keizer Titus. De fontein stond op het plein ten zuidwesten van het Colosseum en stond op het kruispunt van vier stadsdistricten. Een “meta” was een keerpaal op de “spina” (=de verhoogde afscheiding in het midden van de renbaan in een Romeins circus, waar de renwagens omheen moesten rijden). De meta was dus waar de wagenrenners moesten keren. Deze keerpalen waren kegelvormig, net als de fontein. “Sudans” betekent zwetend en waarschijnlijk liep het water van bovenuit langs de buitenkant van de kegel omlaag. De fontein was opgebouwd uit beton en baksteen en de kegel was bekleed met marmer. Men schat dat de fontein minstens 17 meter hoog moet zijn geweest. 
In de tijd van Caspar was de fontein net als de meeste antieke monumenten al vervallen maar de negen meter hoge betonnen kern heeft klaarblijkelijk nog tot 1936 overeind gestaan (toen hij werd afgebroken door Mussolini die een grote weg liet aanleggen langs het Colosseum).”

Het is grappig om te merken dat mijn kennis over Rome dankzij het onderzoek naar Caspar meegroeit. Ook over dingen die misschien niet direct met Caspar als schilder te maken hebben. Maar het zijn ook juist die leuke kleine weetjes of lijntjes naar andere dingen die het onderzoek soms heel leuk maken.

Onderstaand een link naar een reconstructie van de Meta Sudans (ook een leuke site om nog andere reconstructies te bekijken) en bijgaand natuurlijk een Van Wittel met rechts de overgebleven resten van de Meta Sudans (voor de Boog van Constantijn).

http://www.unicaen.fr/cireve/rome/pdr_virtuel.php?numero_image=0&virtuel=metaSudans

colosseum_and_the_arch_of_constantine 23.11.25

 

Het archief in – dl 2

Vanochtend was ik weer vroeg op pad want ik wilde graag nog een keer terug naar het Archivio Storico del Vicariato di Roma om nogmaals te gaan zoeken in de parochiale archieven. Op maandag moeten de verzoeken tot inzage voor 8.45 worden ingediend dus ik wilde de tram van 7.30 hebben omdat het toch wel zo’n drie kwartier kost om er te komen en je even tijd nodig hebt om op te zoeken wat je wilt aanvragen.

Ik dacht toch echt dat ik dit keer alles op de juiste manier gedaan had: alle spullen netjes in een kluisje gedaan, me ingeschreven als aanwezig in archief, in de voorkamer in de archiefmappen opgezocht welke parochieboeken ik moest hebben, de drie verzoeken stuk voor stuk helemaal ingevuld met al mijn gegevens er op, hier alle juiste nummers van parochieboeken bij gezocht, de verzoeken bijtijds ingeleverd en vervolgens netjes een plekje uitgezocht in de studiezaal en gewacht. Was ik dus toch weer wat vergeten, zeg! Namelijk dat je in de studiezaal je kluissleuteltje moet inleveren en op een lijst je naam moet schrijven en welk kluisnummer je hebt. Werkelijk waar: in die ene maand dat ik in Rome onderzoek doe, schrijf ik vaker mijn naam op briefjes en lijstjes dan ik in de rest van het jaar doe!

Dat gezegd hebbende is het natuurlijk fantastisch dat je die boeken gewoon mag inkijken en doorlezen. Het Latijn is praktisch onleesbaar met alle hanenpoten van al die 17e- en 18e- eeuwse priesters maar als je dan ineens de naam herkent van degene die je zoekt is dat toch iedere keer een klein geluksmomentje.

Net als vorig jaar op deze datum (herinnerde Facebook mij) was ik vandaag bezig met de  “Stati delle Anime” (letterlijk: de staten van de zielen). Dat zijn bevolkingslijsten die jaarlijks werden opgesteld door de pastoors van de verschillende parochies in de maand voor Pasen (of in ieder geval voor Palmzondag). Hierin werd aangetekend of mensen wel hun kerkelijke plichten nakwamen. De pastoor (of in zijn plaats de kapelaan) ging van huis tot huis en schreef de namen op van alle bewoners inclusief leeftijd, te beginnen met het hoofd van het gezin. De naam werd gevolgd door de letter C of de afkorting “com.” die staat voor de term “comunicato” en dit was bewijs dat aan de zogenaamde ‘Paasplicht’ was voldaan. Na de biecht en de communie was men namelijk verplicht zich naar de sacristie te begeven, waarna dan vervolgens dit als zodanig werd genoteerd in de lijst.

Nu was ik vorig jaar bezig in het boek van de Nederlandse kunsthistoricus G.J. Hoogewerff die ontzettend veel onderzoek heeft gedaan naar Nederlandse kunstenaars in Italië. Zo heeft hij dus een boek gepubliceerd met alle vermeldingen van Nederlandse kunstenaars in de parochiale archieven. En dat was voor het eerste deel van mijn onderzoek heel handig en goed om mee te werken maar ik ben nu wel zover dat ik vind dat ik alles wat Caspar aangaat een keer gezien moet hebben met mijn eigen ogen. Dus inderdaad heb ik vandaag het daadwerkelijke exemplaar gezien van het “Libro della stato dell’Anime della parrochia di S. Gio. de Fiorentini Per l’Anno di Giubileo 1725”.

IMG_5723

En rechtsonder staat inderdaad het gezin bij nummer 329 genoteerd als: “Gasparo Vanvitelli – 67 / Anna moglie (=vrouw) – 49 / Luiggi – 24 / Urbano – 23 / Petronilla – 14 / Costanza Colli – 18”. Constanza Colli was een nichtje van Anna, zij was de dochter van Anna’s zus Maddalena en de schilder en graveur Antonio Colli.

De oplettende lezer heeft inmiddels al gezien dat de leeftijden niet correct zijn. In 1725 zou Caspar, als hij inderdaad in 1653 geboren is 72 of 73 moeten zijn. En Anna is volgens de literatuur geboren in 1669, dus zij zou rond de 56 moeten zijn. En dit is nu net het probleem met al die oude archiefstukken, biografieën, grafstenen enzovoorts: het is voor ons vandaag de dag bijzonder moeilijk om te achterhalen welke informatie correct zou moeten zijn en welke juist niet.

Dat wordt nog gecompliceerder als je bedenkt dat ook namen vaak anders gespeld zijn, dat verschillende objecten verschillende voertalen hebben en dat er vaak niet strak werd omgegaan met spellingswijzen etc. En dan is het heus niet eenvoudig om de naam van Caspar te herkennen in het parochieboek met huwelijken… Maar gevonden heb ik ‘m!

CvW trouwakte detail

 

Cornelis Meijer & de Tiber

Vandaag ben ik weer eens van voren af aan begonnen in mijn eigen manuscript. Omdat ik er zo lang mee bezig ben heb ik het soms nodig weer even op een rijtje te krijgen hoe ik dingen heb opgeschreven, wat ik heb gebruikt en in welke volgorde. Daarbij kwam ik ook weer langs een van de punten die al langere tijd in twijfel wordt getrokken: of Van Wittel met de Nederlandse waterbouwkundig ingenieur Cornelis Meijer (1629-1701) de Tiber is afgereisd en tekeningen voor Meijer heeft gemaakt.

Volgens een van de vroegste biografen van Van Wittel waren tekeningen voor Cornelis Meijer onder de eerste werken die Van Wittel maakte nadat hij in Rome was aangekomen. De ingenieur was in 1675 naar Rome gekomen en hij was door paus Clemens X Altieri (paus van 1670 t/m 1676) gevraagd zijn opinie te geven over het bevaarbaar maken van de Tiber van Perugia naar Rome. Dit was een lopend project maar tot op dat moment was hier nog niets van gerealiseerd. Meijer bestudeerde al reizend langs de Tiber de rivier en hij verkende de plaatsen langs de rivier. Meijer kwam vervolgens tot de conclusie dat het mogelijk moest zijn de Tiber tot aan Perugia bevaarbaar te maken.

Meijer heeft zijn ideeën hierover opgeschreven in een drietal handgeschreven manuscripten die zich bevinden in de Bibliotheca Nazionale Centrale in Rome, in de Bibliotheca Corsiniana in Rome en in de Bayerische Staatsbibliothek in München. De eerste vertoont veel overeenkomsten met de laatste, maar deze verschillen weer grotendeels met het Corsiniana-manuscript. Alleen het exemplaar in de Corsiniana is tweetalig, hierin komen de Italiaanse en Nederlandse tekst bijna perfect met elkaar overeen. De manuscripten hebben alle drie een verschillende titel en op de titelpagina van het handschrift in de Corsiniana staat onder de titel “Modo di far navigabile il fiume Tevere da Perugia a Roma” de volgende tekst geschreven: “Pensieri del Mayer disegnati dal Sig.r Gasparo Van Wittel olandese in Roma ne primi anni, che da giovane vi venne da Olanda.” Op basis van deze tekst op het titelblad zijn de tekeningen in het manuscript lange tijd aan Van Wittel toegewezen. Het is echter nog maar de vraag of dit inderdaad het geval is.

Dat is nogal een lastige klus om uit te zoeken. Is die tekst op het titelblad later toegevoegd, door wie dan en wanneer, wat zijn de stilistische kenmerken van de tekeningen in het manuscript en komen die overeen met wat we van Van Wittel kennen, enzovoorts, enzovoorts. Ik zal daar verder niet over uitweiden want ook ik raak soms de draad kwijt met alles wat hierover geschreven is. Wat het nog ingewikkelder maakt, is dat er vervolgens kort daarna ook gedrukte exemplaren zijn verschenen van Meijers manuscript en dat in deze edities in ieder geval twee etsen van de hand van Van Wittel zitten. In Venetië heb ik een paar jaar terug een exemplaar uit 1685 gezien maar hier in de bibliotheek van het KNIR hebben ze een gedrukte versie uit 1683. Smullen natuurlijk voor iemand als ik maar soms zou ik willen dat ik even terug in de tijd kon gaan om er achter te komen hoe het nu precies zat!

Onderstaand foto’s van het Venetiaanse exemplaar: het titelblad, de eerste ets van Van Wittel met een graanmolen en een tweede van Piazza del Popolo. Deze laatste is sterk verwant met de vedute die hij maakte van hetzelfde onderwerp.

Het archief in

Een van de punten op mijn to do-lijstje voor deze maand was het achterhalen van de “atto di morte” van Caspar. Ik had dit zelf vertaald als overlijdensakte maar het gaat in feite om de aantekening in de parochiale archieven dat hij is overleden. Bij zijn overlijden woonde Caspar op de Campo dei Fiori in een huis waar hij en zijn vrouw Anna net een jaar daarvoor naar toe waren verhuisd. Ik moest dus op zoek naar de parochie waaronder de Campo dei Fiori viel en zien te achterhalen waar dat archief inmiddels was gebleven. Beiden niet al te ingewikkeld want ik wist al uit de literatuur dat Caspar in eerste instantie was begraven in de San Lorenzo in Damaso (voordat zijn resten met die van zijn vrouw werden overgeplaatst naar de Santa Maria in Vallicella) en  dat praktisch alle oude parochiale archieven in Rome op één plek worden bewaard, namelijk het Archivo Storico del Vicariato di Roma. Ik had gemaild of het mogelijk was het archief te bezoeken en dit kon inderdaad op vertoon van een identiteitsbewijs en een  aanbevelingsbrief van een religieuze autoriteit of een wetenschappelijk instituut. En laat ik nu net op zo’n instituut verblijven!

Vanmorgen vroeg toog ik dus richting de Sint Jan van Lateranen want bij deze pauselijke aartsbasiliek is ook het archief gehuisvest. Ik zeg bij, maar stel je er niet te veel van voor, want helemaal achter de pracht en praal van de kerk, in een soort achteraf gelegen deel, vlak naast de doorgaande brede straat, is een poort en vervolgens een deur.

De mobiel ging maar tot de ingang mee want direct achter de deur moest alles verplicht in een kluisje. Hierna moest ik in grote multomappen opzoeken van welke parochie ik welke boeken moest hebben (huwelijken, overlijden, etc.) en welk jaartal. Dat moest op een aanvraagformuliertje worden ingediend en daarna kon ik in het studiezaaltje (waar met moeite acht mensen in konden) een plekje gaan uitzoeken om te wachten. De reden dat ik zo vroeg op pad was gegaan is omdat het archief alleen ’s ochtends geconsulteerd kan worden en je de aanvragen om 8.45 of 10.00 uur mag doen, ik moest er dus op tijd bij zijn. Aangezien het archief aan de andere kant van de stad ligt moest ik ook rekening houden met reistijd van een uur al kon ik gelukkig wel met tramlijn drie die hier vlakbij het instituut de eind- en beginhalte heeft en vlakbij de Sint Jan van Lateranen stopt.

Afgezien van de strikte regels qua tijden, mag je ook maar maximaal vier parochieboeken aanvragen. Ik had naast het parochieboek van de “morti” van San Lorenzo in Damaso ook drie boeken aangevraagd met “matrimoni” om te kijken of ik het huwelijk van Caspar met Anna kon terugvinden. Die drie boeken waren een gok, want ik wist niet precies welke parochie ik moest hebben. De straat waar Anna’s vader toentertijd woonde, de Via dei Coronari, viel namelijk onder vier verschillende parochies. Het is wel waarschijnlijk dat het in het parochieboek met de huwelijken van de parochie van Anna’s vader terug te vinden zou zijn, maar ik wist dus niet welke parochie dat precies was.

Ik kreeg alle vier de boeken ter inzage, ze worden op een plank naast je gelegd en dan mag je ze een voor een inkijken. Je zet ze op een grote houten standaard met onderin gaatjes waar houten pennetjes in passen om het boek overeind en op de juiste pagina open te houden. Zoals gezegd mocht ik niet fotograferen maar om een idee te geven hoe de parochieboeken er uit zien onderstaand twee plaatjes van internet. Nogal oud en nogal half uit elkaar hangend, houtje-touwtje vastgeknoopt zo’n beetje.

Helaas waren de drie parochieboeken met huwelijken niet de juiste maar volgende week wil ik nog een keer terug om een nieuwe poging te wagen of ik alsnog het correcte exemplaar kan vinden.

Maar!

Het boek met de sterfgevallen van parochianen van San Lorenzo in Damaso heeft inderdaad, wel degelijk, daadwerkelijk, de facto, heus toch echt de aantekening van het overlijden van Caspar op 13 september 1736 en dat van zijn vrouw Anna op 16 december 1736!

Dit actiepunt kan dus bij deze van het lijstje: been there, seen it, done it!

Gelukkig heb ik ook alsnog het bewijs ervan zwart op wit want de bijzonder behulpzame meneer van het archief was zo lief om een kopietje voor me te maken. Dit deed hij op een kopieerapparaat waar de toner aan alle kanten uit lekte maar dat mocht de pret niet drukken. Ik moest er 20 cent voor betalen en dat is wat mij betreft het best bestede geld van het afgelopen jaar!

IMG_5716

 

Caspar onder de hamer

Zoals een aantal mensen al weten is er gisteren bij Christie’s in Londen een Van Wittel aangekocht voor museum Flehite in Amersfoort. Dit stadsgezicht op Amersfoort is een gouache (op vellum vastgelegd op paneel) en afkomstig uit een privé-collectie.

Christie's 05-07-2017 lot 65

Maar er gingen de afgelopen dagen nog meer Van Wittels onder de hamer. Vooral ter gelegenheid van de Old Masters Week in Londen, waarbij er veel oude meesters geveild worden door de grote veilinghuizen.

Zo werd gisteravond bij Christie’s een olieverf (op doek) geveild onder de titel “The Island of San Giorgio Maggiore, Venice, viewed from the Bacino”. Dit werk is iets groter (namelijk 42.5 x 73.9 cm.) en ging voor GBP 269,000 naar een nieuwe eigenaar, een slordige €305.500.

Christie's lot 06-07-2017

Daarnaast had ook Sotheby’s een aantal Van Wittels in hun veilingcatalogi staan.

Op 5 juli j.l. zijn in de Old Masters Evening Sale de Van Wittels met veilinglot 20 en 69 van eigenaar veranderd. Beiden zijn terug te vinden op de website van Sotheby’s. Voor nummer 20:

http://www.sothebys.com/en/auctions/ecatalogue/2017/old-masters-evening-sale-l17033/lot.20.html

En voor nummer 69:

http://www.sothebys.com/en/auctions/ecatalogue/2017/old-masters-evening-sale-l17033/lot.69.html

Vandaag in de Old Masters Day Sale van Sotheby’s kwam daar nog een schilderij bij, namelijk veilinglot nummer 170:

http://www.sothebys.com/en/auctions/ecatalogue/2017/old-masters-day-sale-l17034/lot.170.html

(Het staat nog niet op hun website maar deze werd verkocht voor GBP 30,000 en dat is ongeveer € 34.000. Wat aan de lage kant was want deze werd geschat op GBP 50,000 – GBP 70,000)

En we hebben er nog één te gaan, morgen bij Christie’s in de Old Master Day Sale:

The Colosseum, Rome, from the Meta Sudans, with figures and horse drawn carriages in the foreground

Estimate GBP 80,000 – GBP 120,000 (Oftewel: zo’n € 91.000 – € 136.000)

Christie's lot 07-07-2017
Ik ben benieuwd wat deze gaat opleveren!

Hertziana dl 2

“Goedemiddag, heeft u al de benodigde documenten bij u?”

“Heeft u ook het aanmeldingsformulier bij u?”

“Heeft u dat al ingevuld?”

“Heeft u dit twee maal ondertekend?”

“Heeft u ook een aanbevelingsbrief bij u?”

“Heeft u ook een pasfoto meegenomen?”

“Heeft u een kopie van uw diploma meegnomen?”

“O, u heeft nog een pasje van vorig jaar. Zal ik dat dan maar gewoon met een maand verlengen?”

Ik: “Graag mevrouw, dank voor de moeite.”

IMG_5659

Caspars graf

Vorig jaar op deze datum deed ik een Caspar van Wittel-rondje door de stad met Erik, kunsthistoricus en net als ik afgestudeerd aan de UvA. We liepen langs de adressen waar Caspar gewoond heeft en bespraken wat voor omgeving dit moest zijn geweest in zijn tijd.

Een van de plaatsen waar we naar toe gingen was de Santa Maria in Vallicella, oftewel de Chiesa Nuova, waar Caspar en zijn vrouw begraven zijn. Uit meerdere bronnen had ik begrepen dat Caspars graf niet meer terug te vinden was en bij een eerder bezoek aan de kerk leek dat inderdaad ook het geval. Het graf zou in 1790 zijn afgestaan aan Andrea Vici en zijn familie. Wel wist ik ongeveer waar het zich had bevonden en ik had op een plattegrond van de kerk aangegeven waar dat was, namelijk aan het einde van het schip rechts van het koor. Ditmaal was zowaar deze hoek van de kerk leeg, waar eerder een grote biechtstoel stond was deze verdwenen en ook de kerkbanken waren tijdelijk verwijderd (naar later bleek ter gelegenheid van een feestdag ter ere van Filippo Neri). De hoek van de kerk inlopend herkend ik ineens op de vloer de naam van Andrea Vici en  toen ik deze goed bestudeerde, zag ik tot mijn stomme verbazing dat inderdaad de oude grafsteen van Caspar, alhoewel zeer beschadigd, hier nog boven in de vloer lag. De tekst die op de grafsteen stond was bekend uit het archief van de kerk en deze was deels nog te zien. Moeilijk leesbaar maar gelukkig waren een aantal woorden nog goed herkenbaar.

Het was natuurlijk fantastisch om het graf weer teruggevonden te hebben. Later werd duidelijk dat het graf ook niet was afgestaan aan Andrea Vici en de zijnen maar dat zij toestemming hadden gekregen om in hetzelfde graf begraven te worden. Wat betekent dat dit nog steeds de laatste rustplaats was en is van Caspar en zijn vrouw Anna.

Behalve de tekst op de grafsteen (zie onder) is ook het wapen op het graf terug te vinden in de kerkelijke archieven. Een veld van lazuur (helder blauw) met een gouden keper (balken in de vorm van een dak) in het midden met boven de keper twee en onder de kerk een staande eikel met twee blaadjes. Ik zou er graag nog eens achter komen wat dit wapen te betekenen heeft, dit heb ik tot nu toe nog niet kunnen achterhalen.

tekst grafsteen:
GASPARI VANVITELLIO U(L)TRAIECTENSI
VIRO INTEGERRIMO AC PICTORI ESIMIO
LUDOVICUS ET URBANUS FILII MAESTISSIMI
PATRI OPTIMO SIBI SUISQUE FECERUNT
VIXIT (ANNOS) LXXXIII. OBIT D. XIII SEPTEMBRIS
ANNO DOMINI MDCCXXXVI

 

Laten we bij het begin beginnen…

Een blog over Caspar van Wittel beginnen is leuk bedacht, maar dan moet ik natuurlijk ook wel bij het begin beginnen. Dus om goed uit de startblokken te komen, eerst maar eens een korte biografie van de schilder.

Caspar Adriaensz. van Wittel werd (hoogstwaarschijnlijk) in 1653 geboren in Amersfoort. Zijn eerste leermeester was Thomas Jansz. van Veenendaell (1628-1673/1683) bij wie de jonge Caspar een jaar of vier in de leer is geweest. Zijn tweede leertijd was onder de meer bekende Amersfoortse schilder Matthias Withoos (1627-1703). Toen Withoos en zijn gezin in 1672 naar Hoorn vluchtten omdat de Franse troepen Amersfoort dreigden in te nemen, ging Caspar met hen mee.

In 1674, rond zijn twintigste levensjaar, vertrok de jonge Van Wittel naar Rome. Van Wittel vertrok uit Amersfoort met een andere leerling van Withoos, Jacob van Staverden (1656-1716). Wanneer ze precies vertrokken zijn is niet zeker, maar begin 1675 bevond de twee zich in Rome en waren inmiddels lid van de kunstenaarsbroederschap De Bentvueghels.

Tijdens de eerste periode van zijn verblijf in Rome werkte Van Wittel een aantal jaren voor de Genuese kunsthandelaar Pellegrino Peri (1624-1699) die zijn winkel had gevestigd vlakbij de Piazza Pasquino. Van Wittel kopieerde hier veel werken van meester-schilders om hun techniek en kleurgebruik te leren kennen en hiermee verbeterde hij ook zijn eigen kwast- en kleurgebruik.

Al vroeg had Van Wittel de aandacht getrokken van Markies Sacchetti en zijn broer, de ambassadeur van Malta, en in 1682 wist de markies Van Wittel over te halen om in zijn palazzo aan de Via Giulia te komen wonen en werken. De schilder bleef hier zes jaar, tot 1688 en bij zijn vertrek uit Palazzo Sacchetti was Van Wittel een man van aanzien geworden en een bekend schilder. Zijn status werd onderstreept door het feit dat hij in 1686 lid werd van de Congregazione dei Virtuosi al Pantheon.

Hierna woonde Van Wittel van 1689 tot 1694 met Jacob van Staverden in een huis in de Vicolo della Purificazione. Volgens een van zijn biografen werd Van Wittel hier opgezocht door verschillende opdrachtgevers, waaronder ook buitenlandse bezoekers (o.a. kardinalen die een bezoek aan Rome brachten). Onder zijn Romeinse bezoekers waren Don Lorenzo Onofrio Colonna (1637-1689) & zijn zoon Filippo II Colonna (1663-1714) en Don Livio I Odescalchi (1658-1713), een neef van paus Innocentius XI (paus van 1676 tot 1689).

Van Wittel ondernam twee maal een reis naar Noord-Italië, in 1690 en 1694. De tweede rondreis heeft waarschijnlijk een paar jaar geduurd, Jacob van Staverden had tegen die tijd zijn carrière als schilder opgegeven en was gaan werken voor Innocentius XII in de pauselijke lijfgarde dus het was een goed moment voor Van Wittel om het huis dat zij (tot dan toe) samen bewoonden op te geven en op reis te gaan. In 1697 was Van Wittel weer terug in Rome, want in dat jaar trouwde hij op 18 februari met Anna Lorenzani (1669-1736), de dochter van Giovanni Andrea Lorenzani, een Romeins letterkundige en verzamelaar van kunst, manuscripten en boeken.

In 1699 verliet het echtpaar Rome om zich in Napels te vestigen. Van Wittel was door Don Luis de la Cerda de Cordoba (1660-1711), de hertog van Medinaceli en de Spaanse onderkoning van Napels, uitgenodigd om naar het koninkrijk te komen. De hertog gaf Van Wittel de opdracht zijn privé-appartementen in het paleis te decoreren. In Napels werd op 12 mei 1700 zoon Luigi Vanvitelli geboren, de latere architect. Bij zijn doop fungeerde de hertog als peetvader, Luigi is (hoogstwaarschijnlijk) naar hem vernoemd.

Na een politieke omwenteling in Napels keerde Caspar van Wittel in 1702 weer terug naar Rome. Bij terugkomst werkte Van Wittel wederom voor prins Colonna en andere Romeinse opdrachtgevers, maar ook voor Fransen, Engelsen en andere oltramontani. Van Wittel ‘hervond’ zijn oude Romeinse klantenkring en een van de meer bekende Romeinse afnemers van Van Wittel in die periode was kardinaal Pietro Ottoboni (1667-1740), achterneef van paus Alexander VIII. Ook in zijn privé-leven breidt Van Wittel uit, in 1702 wordt zoon Urbano geboren en in 1710 dochter Petronilla. (In totaal kreeg het echtpaar zes kinderen maar er overleden er helaas drie kort na de geboorte.)

Als hoge erkenning voor zijn bijzondere diensten, werd Van Wittel in 1709 officieel het Romeins burgerschap toegekend en twee jaar later, op 25 maart 1711, werd Van Wittel voorgesteld en geaccepteerd als lid van de prestigieuze Accademia di San Luca.

Van Wittel maakte in de jaren 1713 tot en met 1719 nog een aantal reizen door Italië. In dat laatste jaar verbleef hij tijdelijk met zijn zoon Luigi in Urbino op uitnodiging van kardinaal-camerlengo Annibale Albani (1682-1751), een neef van paus Clemens XI. Zoals je uit de levensloop van Van Wittel wel kunt opmaken, had het zijn van de neef van de paus zo zijn voordelen in die tijd.

Over de laatste jaren van Van Wittel als kunstenaar kan weinig worden gezegd. Van de jaren 1724 tot en met 1736 zijn er slechts een paar gedateerde werken bekend. Zijn laatste gedateerde schilderij stamt uit 1732 uit de Colonna-collectie. Van Wittel en zijn vrouw verhuisden in 1735 naar de Campo de Fiori maar lang konden ze niet van dit nieuwe huis genieten. Caspar van Wittel stierf op 13 september 1736, enkele maanden later gevolgd door zijn vrouw. In eerste instantie werd van Wittel begraven in de San Lorenzo in Damaso maar na de dood van zijn vrouw Anna werden hun gezamenlijke resten op 11 april 1737 herbegraven in de Santa Maria in Vallicella.