In eerdere blogs vertelde ik al over de jonge (architecten)jaren van Luigi in Rome maar toen mij vanmiddag werd gevraagd welke werken van Luigi hier in de stad te zien zijn, realiseerde ik me dat ik het daar nog niet echt (veel) over heb gehad. Wel over de concoursen waar hij aan meedeed (https://casparvanwittel.blog/2021/03/08/luigis-jonge-architectenjaren/) maar niet over werken die hier daadwerkelijk te zien zijn.
Zoals eerder verteld begon onze vriend Luigi Vanvitelli vanaf 1724 te werken voor de bouwfabriek van de Sint-Pieter. Hij begon als kopiist van mozaïeken en twee jaar later begon hij hier zijn architectonische loopbaan. Eerst als assistent van de assistent van de toenmalige hoofdarchitect Antonio Valeri. Na het overlijden van Valeri in 1736 werd deze opgevolgd door zijn tweede man Filippo Barigioni en vervolgens werd na Barigioni’s overlijden in 1753 Luigi uiteindelijk architetto soprastante. Als tweede assistent kreeg Luigi veelal opdrachten buiten Rome: in Ancona (https://casparvanwittel.blog/2021/05/12/luigis-jonge-jaren-vervolg/) en in de regio’s Umbrië en de Marche. Vanaf 1730 was hij verantwoordelijk voor het district Frascati en hield hij zich bezig met verschillende waterwerken daar.
Maar wat heeft hij dan gedaan in Rome?

Tussen 1746 en 1750 verruimde hij voor de Augustijner orde de Sant’Agostino kerk met twee zijbeuken en bouwde voor hen een nieuw klooster met kloosterhof en de naastgelegen leeszaal (afgerond in 1765) waar de Biblioteca Angelica is gevestigd. (Voor dezelfde Augustijner orde ontwierp hij ook kerken buiten Rome overigens.)
Niet iedereen kent de kerk en bibliotheek maar wat wel een zeer bekende Romeinse bezienswaardigheid is, is de koepel van de Sint-Pieter. Al snel na de bouw, in de tijd van Bernini (architect van de Sint-Pieter vanaf 1629) werden er al scheuren en barsten waargenomen in de koepel. Bij het begin van het pontificaat van Benedictus XIV echter, ontstonden er nieuwe beschadigingen.

Paus Benedictus XIV (Prospero Lambertini) was paus van 1740 tot 1758. Een intellectueel en theoloog maar schijnbaar ook zeer diplomatiek (hij kon behoorlijk goed omgaan met de ingewikkelde politieke relaties en intriges in zijn tijd zoals de rivaliteit tussen de twee belangrijkste Europese vorstenhuizen, de Bourbons en de Habsburgers).
Goed, de koepel dus. Al bij zijn aanstelling als tweede architect van de Sint-Pieter in 1736 had Luigi gewezen op nieuwe beschadigingen aan de koepel en het gerucht dat deze dreigde in te storten was er ook altijd al geweest maar rond 1741 verspreidde dit gerucht zich met nog meer nadruk door Rome. Paus Benedictus XIV, daadvaardig als hij was, besloot een einde te maken aan alle geruchten en actie te ondernemen. Hij vond dat, om tot een wetenschappelijk verantwoorde oplossing te komen, deze ondersteund moest worden door zoveel mogelijk mensen. Hij liet de Paduaanse geleerde (èn wiskundige & ingenieur) Giovanni Poleni naar Rome komen en liet hem alle relevante gegevens opnemen en noteren. Vervolgens vond in september 1742 een uitgebreide bezichtiging van de koepel plaats waarvoor een speciale commissie was samengesteld met deskundigen op allerlei gebieden. Van Poleni tot de wiskundige Conte Crispi en aangevuld met de architecten van de bouwfabriek, waaronder natuurlijk Luigi. Dit werd gevolgd door een onderzoek naar de pijlers van de koepel, waar een tweede commissie voor werd samengesteld. In die commissie zaten veel architecten die in Rome werkten zoals Ferdinando Fuga, Nicola Salvi, Giuseppe Sardi, Nicola Giobbe en wederom Luigi. Het hele proces werd afgesloten met een congres in januari 1743 waar alle belangrijke wiskundigen, architecten en andere kenners bij elkaar kwamen om het probleem te bespreken.

En je kunt wel raden wat er toen gebeurde, de deelnemers bleken het onderling hartgrondig met elkaar oneens. Onduidelijkheid alom, de discussie ging maar door, totdat er in februari 1743 een nieuwe bezichtiging van de koepel plaatsvond. Maar in de tussentijd had een aantal heethoofdige experts de publiciteit gezocht om hun standpunt te verkondigen, waardoor er een enorme controverse ontstond. Luigi en zijn medestanders geloofden dat reparaties aan de koepel noodzakelijk waren maar recht tegenover hen stond de ‘Toscaanse partij’ met mensen afkomstig uit Florence en Toscane. Aan het hoofd hiervan stond Giovanni Gaetano Bottari, secretaris en bibliothecaris van de machtige kardinaal Nero Corsini, neef van Clemens XII (zie ook https://casparvanwittel.blog/2021/07/20/corsinis-en-caffeaus/). Deze Bottari was een fel tegenstander van Luigi, hij was er geheel en al van overtuigd dat het niet mogelijk was dat het werk van de ‘grote meester’ Michelangelo de tijd niet zou kunnen weerstaan, laat staan dat Michelangelo überhaupt fouten zou kunnen hebben gemaakt. (Wat de heren aan de andere zijde ook niet beweerd hadden overigens.) Zoals dat ging in die tijd ging het er behoorlijk fel aan toe en beide kampen voerden niet alleen openlijk campagne voor hun eigen overtuigingen, ze probeerden elkaar ook in diskrediet te brengen. Uiteindelijk besloot de paus het finale oordeel over te laten aan Giovanni Poleni. Deze concludeerde dat er geen direct gevaar bestond voor instorting van de koepel maar dat het wel raadzaam was maatregelen te nemen. Hij adviseerde de paus om de koepel met ijzeren ringen te laten versterken. En drie keer raden wie dat werk heeft uitgevoerd. Onze vriend Luigi natuurlijk. Hij bracht de ringen in de jaren 1743-1744 aan op aanwijzingen van Poleni maar naar eigen methode. Er werden vijf grote smeedijzeren banden (denk aan enorme fietsvelgen) gebruikt, die een voor een in de koepel werden gestoken. Op deze manier werd de koepel versterkt zonder invasieve ingrepen. Uiteindelijk werd in 1748 nog een zesde band geplaats nadat Luigi had vastgesteld dat een van de twee randen die bij de bouw van de koepel werden gebruikt, was verbrijzeld. Poleni controleerde daarna de weerstand van het marmer en beton tegen temperatuurschommelingen en kwam met een positieve uitslag waardoor de koepel tot op de dag van vandaag zijn oorspronkelijke vorm kon behouden.

De samenwerking tussen Poleni en Vanvitelli is vermoedelijk goed geweest want de geleerde en de architect publiceerden in 1748 op last van Benedictus XIV een gezamenlijke verantwoording van de door hun gebruikte methode (onder de titel Memorie istoriche della gran cupola del tempio vaticano e de’ danni di essa, e de’ ristoramenti loro). Hierin werden de teksten van Poleni en de illustraties van Vanvitelli op gelijk niveau naast elkaar gepresenteerd om zo als bewijslast voor hun werk aan de koepel te kunnen dienen. Misschien leuk om dit te bedenken de volgende keer dat we de prachtige koepel zien 😉
