Vorige week maandag was de sterfdag van Luigi Vanvitelli, hij stierf op 1 maart 1773 in Caserta (toen onderdeel van het koninkrijk Napels). Omdat ik al een paar keer heb geschreven over Luigi’s werk als architect van het paleis van Caserta en de relatie met zijn toenmalige opdrachtgever Karel van Bourbon, leek het me leuk ook eens wat meer te vertellen over zijn jeugd.
Luigi werd, zoals we inmiddels wel weten, geboren in Napels omdat vader Caspar daar in die tijd werkte voor Luis Francisco de la Cerda, de 9e hertog van Medinaceli en onderkoning van Napels. Aangezien het politieke klimaat als snel onrustig werd, besloot Caspar zijn vrouw Anna en hun zoon terug te brengen naar Rome waar zij onderdak vonden bij Caspars schoonvader Giovanni Andrea Lorenzani. Caspar zelf had nog werk in Napels en reisde heen en weer tussen beide steden.
Eerder heb ik al eens een stukje gedeeld over Luigi’s jeugd en opleiding maar voor de volledigheid van het verhaal hier er nog maar een keer in het kort ook bij. Van jongs af aan had Luigi belangstelling voor kunst en in het huis van zijn grootvader waren poëzie, muziek, literaire debatten en uitvoeringen een dagelijkse gewoonte. Toen hij twaalf jaar oud was, stierf zijn grootvader maar kennelijk zag hij veel in de jonge Luigi want hij liet hem een groot deel van zijn enorme collectie manuscripten en boeken na. Aanvankelijk werd de jonge Luigi door zijn vader opgeleid in de traditionele schilderkunst maar al snel wijdde hij zich ook aan het bestuderen van de architectuur. Waarschijnlijk eerst vooral via zelfstudie maar ook middels contacten met architecten met wie zijn vader banden onderhield, zoals bij voorbeeld Filippo Juvarra (1678-1736). Juvarra was een Siciliaanse architect die zich in 1703 in Rome vestigde en uit bronnen weten we dat hij voor Luigi, in zijn jonge jaren maar ook op latere leeftijd, zowel een voorbeeld als een inspiratiebron was. Luigi’s kleinzoon Luigi Vanvitelli junior schreef later een biografie over zijn grootvader (gepubliceerd in 1823) waarin hij beschreef dat Luigi al op jonge leeftijd wis- en natuurkunde studeerde, wetenschappen die een architect diende te beheersen bij het uitoefenen van zijn vak. Het kan ook goed zijn dat Luigi technische vaardigheden werden bijgebracht door zijn vader of de Nederlandse ingenieur Cornelis Meyer (voor meer info over Meyer, zie mijn eerdere blogs op 8, 18 en 23 juli 2017).
Zijn officiële opleiding tot kunstenaar kreeg Luigi aan de Academie van St. Lucas, de kunstacademie van Rome, maar hier is verder weinig over bekend. Wel gedocumenteerd is het begin van zijn professionele carrière bij de bouwfabriek van de Sint-Pieter, waar hij vanaf 1724 werkte als kopiist van mozaïeken. Twee jaar later, in 1726, werd Luigi daar assistent van hoofdarchitect Antonio Valeri, die op zijn beurt was opgeleid door Bernini. Er waren in deze periode weinig grote bouwwerkzaamheden en Luigi was natuurlijk ook nog maar een beginnend architect maar na het aantreden van de volgende paus in 1730 kon hij zijn eerste openbare projecten ondernemen. Paus Clemens XII had een grote belangstelling voor literatuur en de kunsten en (in tegenstelling tot zijn voorgangers) kende hij veel kunstenaars ook persoonlijk. Al heeft hij als paus op religieus en politiek vlak weinig kunnen betekenen, de stad Rome werd er onder zijn pontificaat wel fraaier op.

De eerste opdracht die Vanvitelli van Clemens XII kreeg, was de bouw van een waterleiding om water uit een bron bij Ciampino in Grottaferrata twee kilometer verder naar de plaats Vermicino in Frascati te leiden. De paus wilde de agrarische productie van de regio verhogen en de fontein waar het water zou uitkomen zou gemakkelijk zijn voor reizigers die door Vermicino trokken. Luigi kreeg deze taak in 1731 toebedeeld omdat hij op dat moment binnen de Sint-Pieter de verantwoordelijk architect was voor het district Frascati. Het kan zijn dat Luigi bij dit project heeft samengewerkt met de architect Nicola Salvi (1679-1751) met wie hij bevriend was geraakt. Maar dit was natuurlijk nog maar een project op kleine schaal, Luigi bereikte pas een groot publiek bij de door dezelfde paus georganiseerde ontwerpwedstrijden.
In 1706 had de eerdere paus Clemens XI (paus van 1700 tot 1721) al een competitie uitgeschreven voor twee projecten: de gevel van de Sint Jan van Lateranen en een project voor een façadefontein (de latere Trevifontein). Geen van de ontwerpen die werden ingediend voor dat Concorso Clementino werden door Clemens XI goedgekeurd en hij wijdde zich vervolgens aan andere projecten. Clemens XII besloot de plannen weer op te pakken en in 1732 werd het nieuwe concours voor de façade van de Sint Jan van Lateranen uitgeschreven. Onder de deelnemers aan de wedstrijd waren in ieder geval Alessandro Galilei (1691-1737), Vanvitelli en Salvi. Er werden 27 tekeningen en modellen ingediend en de bedoeling was dat deze beoordeeld zouden worden door een commissie van acht kunstenaars, allemaal lid van de Academie van St. Lucas. Paus Clemens XII echter had zijn eigen ideeën: hij stelde nogal hoge eisen aan de ontwerpen omdat hij door middel van de bouwkunst de representatieve functie van Rome wilde vernieuwen. En hij was ervan overtuigd dat zijn plannen het beste konden worden verbeeld door Florentijnse architecten als Galilei en Ferdinando Fuga (1699-1782), de paus was namelijk zelf (en waarom verbaast ons dit niet?) van Florentijnse komaf. Er zijn aanwijzingen dat de selectiecommissie een voorkeur zou hebben gehad voor het ontwerp van Luigi (de afbeelding bovenaan dit stuk), maar de beslissing was in feite al genomen: de paus kende de opdracht in september 1732 officieel toe aan Galilei. Een handige keuze want Galilei was in december 1731 in opdracht van de paus toch al aan het werk gegaan in de Sint Jan van Lateranen, namelijk voor de bouw van de grafkapel van de paus (de Corsinikapel).

Bij het volgende concours had Luigi wederom geen geluk. Bij de wedstrijd voor de Trevifontein waren opnieuw alle belangrijke architecten in Rome uitgenodigd om mee te doen en voor het ontwerp waren er geen restricties behalve dan dat de façade van paleis Conti gebruikt moest worden in het ontwerp. Paus Clemens XII was dan wel van goede wil om Rome van weer een mooi nieuw bouwwerk te voorzien, hij maakte zich er niet al te moeilijk van af: hij liet de fontein niet op een wat gunstiger locatie bouwen of een groter plein rondom de fontein creëren (al had dit laatste natuurkijk wel betekend dat hij dan een aantal huizen had moeten laten slopen). Er werden zestien ontwerpen ingediend en tentoongesteld voor het publiek in een galerij op de Campidoglio. De eerste prijs ging unaniem naar het ontwerp van een Fransman maar dat besluit werd kort daarop teruggedraaid. Waarschijnlijk omdat de Romeinse artistieke kringen het er niet bijster mee eens waren dat zo’n belangrijke opdracht (voor de tweede keer) naar een buitenlander ging. Vervolgens werd het project van Luigi geaccepteerd, maar na enkele weken onduidelijkheid werd ook zijn ontwerp opzijgeschoven. Uiteindelijk kende de paus in september 1732 de opdracht definitief toe aan Salvi. Zijn ontwerp was vermoedelijk voor de paus een acceptabel compromis tussen de meer hervormende Toscaanse stijl die hij zelf het liefst zag en de meer traditionele stijl van de Romeinse kunstenaars. Er zijn aanwijzingen dat Salvi bij de uitvoering van dit project geholpen werd door Luigi maar zeker weten doen we het niet helaas. Wat mij er natuurlijk niet van weerhoudt om in Rome altijd even langs de Trevifontein te gaan 😉