Bentvueghels

In het verhaal van gisteren waren we weer geëindigd bij onze vriend Caspar en wel middels de Bentvueghels. Ik ging er daarbij helemaal van uit dat ik al een keer iets geschreven had over dit kunstenaarscollectief maar dat bleek niet het geval te zijn. Bij deze dus een verhaaltje over de ‘Bent’ (op basis van een artikel dat ik hier een aantal jaren geleden over schreef).

Zoals we weten trokken veel Noord- en Zuid-Nederlandse kunstenaars vanaf de 16e eeuw naar Italië om de ‘klassieken’ met eigen ogen te zien. Ze zagen dit als een soort van afrondende fase van hun artistieke opleiding, vaak ook op advies van de meester bij wie ze het vak hadden geleerd (als hun leermeester de reis ook had ondernomen). De jonge kunstenaars trokken naar steden als Venetië, Bologna, Ferrara en Florence maar de ultieme bestemming was uiteraard Rome, waar ze zich konden vergapen aan het werk van hun bijzonder illustere voorgangers.

De reis naar Italië was natuurlijk niet zonder gevaren en de jonge kunstenaars ondernamen dan ook in de meeste gevallen gezamenlijk de tocht. Dit bood hen meer veiligheid dan wanneer zij alleen zouden reizen en daarnaast waren ze op die manier verzekerd van gelijkgestemd gezelschap. Ze sloten zich vaak aan bij een groter reisgezelschap, bijvoorbeeld een groep handelsreizigers of een hooggeplaatste reiziger die al een entourage om zich heen had verzameld.

Eenmaal aangekomen in de Eeuwige Stad waren de jonge kunstenaars vervolgens vaak weer op zichzelf aangewezen en zochten zij dus al snel het gezelschap op van andere noordelijke kunstenaars. De reeds in de stad aanwezige vakbroeders ontfermden zich natuurlijk over de nieuw aangekomenen en introduceerden hun jongere collega’s bij de Bentvueghels. 

De Bent, oftewel de broederschap, bestond voornamelijk uit kunstschilders, maar daarnaast waren er ook beeldhouwers, tekenaars, graveurs, edelsmeden en zelfs dichters aangesloten. Al deze ‘vogels’ waren na hun leertijd in het noorden naar Rome getrokken om de daar aanwezige meesterwerken te bestuderen. Tot en met het begin van de 16e eeuw doorkruisten ze vaak nog op zichzelf de stad maar zo’n beetje vanaf halverwege de 16e eeuw gingen ze meer en meer elkaars gezelschap opzoeken. Uit meerdere verschillende bijeenkomsten ontstond geleidelijk aan het collectief van de Bentvueghels. De Bent had geen statuut of programma maar kwam op een soort van natuurlijk manier voort uit de behoefte tot aansluiting tot elkaar. Dit had een dubbele functie: ten eerste dat gezamenlijk kon worden opgetreden als de belangen van een of meer Bentleden dreigden te worden geschaad en ten tweede dat er samen met landgenoten bijzondere gelegenheden konden worden gevierd. Vooral het eerste doel was belangrijk, want vaak genoeg werd er ‘bijgesprongen’ in het geval van ziekte of als een landgenoot verzeild was geraakt in een aanvaring met de politie of met collega’s van een andere nationaliteit. Maar uiteindelijk was de tweede reden ook waarom de Bentvueghels zo bekend (zeg maar gerust berucht) zijn geworden. Langzamerhand werd nl. iedere mogelijke gelegenheid aangegrepen voor festiviteiten en vooral de ‘doopfeesten’ bij de intrede van een nieuw Bentlid werden op z’n zachtst gezegd uitbundig gevierd.

Om lid te worden van de Bentvueghels was er een soort van inhuldigingsritueel waarbij de aankomende Bentgenoot zichzelf ter goedkeuring moest voorleggen aan een ‘veldpaap’, een imitatiepriester. Natuurlijk werd en een overdaad aan eten geserveerd en vloeide de wijn rijkelijk, allemaal op kosten van het nieuwe lid. Bij toetreding kreeg ieder nieuw lid een eigen Bentnaam toegewezen, die een verwijzing vormde naar een opvallende eigenschap of karaktertrek van de kunstenaar in kwestie. Aan het einde van het ritueel was het vaak al in de kleine uurtjes en liepen de Bentvueghels naar de Santa Costanza. Dit mausoleum was oorspronkelijk gebouwd voor Constantina en Helena, de dochters van de Romeinse keizer Constantijn de Grote. In het gebouw (en op de sarcofaag van Constantina daar) waren overal afbeeldingen te zien die verwijzen naar (de productie van) wijn. Dit had de Bentvueghels ervan overtuigd dat de plek oorspronkelijk was gewijd aan Bacchus dus zij kwamen dan hiernaartoe om een ‘wijnoffer’ te brengen. Om hun aanwezigheid te memoreren, krasten de Bentvueghels hun namen op de wanden van vrije nissen in de omgang van het rond gebouwde mausoleum. Namen die deels ook nu nog leesbaar zijn, waaronder die van Caspar alias De Toor(d)ts.

De feesten begonnen steeds meer uit de hand te lopen en er werd over geklaagd. Uiteindelijk, in een poging om de losbandigheid in de stad aan banden te leggen, werden in 1720 door de toenmalige paus Clemens XI alle nachtelijke braspartijen en het beleggen van vergaderingen zonder toestemming van de overheid verboden. Dit was van toepassing op overtreders van alle nationaliteiten maar hiermee kwam ook een einde aan de Bent. De meer serieuze kunstenaars hadden inmiddels de feestelijkheden toch al grotendeels gelaten voor wat ze waren om zich volledig aan hun kunst te wijden en degenen die te weinig werk vonden om in hun bestaan te kunnen voorzien kozen veelal eieren voor hun geld en keerden terug naar het noorden. 

Vele jaren eerder, kort na zijn aankomst in Rome, was onze Caspar ook al meer zijn eigen weg gegaan door te gaan werken voor de kunsthandelaar Pellegrino Peri en zich op die manier meer te bekwamen in zijn vak. Maar daarover een andere keer (misschien) meer!

Eén gedachte over “Bentvueghels”

Plaats een reactie